Belastingreglement op de verblijven verhuurd onder de vorm van coliving. Dienstjaren 2023 tot 2026 inbegrepen.

I.DUUR EN GRONDSLAG VAN DE BELASTING

 

Voor de jaren 2023 tot en met 2026 wordt een belasting op gebouwen bestemd voor coliving ingesteld.

Onder “coliving” wordt verstaan: de verhuur, via individuele huurovereenkomsten, in een nieuw of bestaand woongebouw, van ruimten die zowel grote gemeenschappelijke ruimten (waaronder woonkamers, keukens, werkruimten...) als privékamers voor elke bewoner omvatten. De woningen die worden verhuurd in de vorm van coliving verstrekken die bewoners een reeks diensten (waaronder schoonmaak, herstellingen, diverse activiteiten, digitale bijstand...), dit alles zonder onderlinge afhankelijkheid tussen de verschillende huurovereenkomsten.

II.BELASTINGPLICHTIGE

 

De belasting is verschuldigd door de houder(s) van een zakelijk genotsrecht op het goed, dat wil zeggen de eigenaar, de bezitter, de erfpachter, de opstalhouder of de vruchtgebruiker van het goed zoals bedoeld in artikel 251 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Eventuele mede-eigenaren van een zakelijk gebruiksrecht zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.

 

De belasting is op 1 januari voor het gehele jaar verschuldigd per woning die wordt verhuurd in de vorm van coliving.

Wanneer de in artikel 1 omschreven inrichting van de ruimte, voor verhuur, in de loop van het begrotingsjaar plaatsvindt, is de belasting verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand volgend op de bedoelde inrichting.

III.AANSLAGVOET

 

Het belastingtarief is vastgesteld op 1.520,00 euro per kamer per jaar.

Voor de berekening van de belasting wordt het verkregen resultaat naar beneden afgerond wanneer het deel na de komma kleiner is dan vijf tienden, en naar boven afgerond wanneer het deel na de komma gelijk is aan of groter is dan vijf tienden.

De jaarlijkse aanslagvoet, vastgesteld op 1 januari, wordt met 2,5% geïndexeerd volgens de onderstaande tabel:

  • Begrotingsjaar 2024: 1.558,00 EUR
  • Begrotingsjaar 2025: 1.596,95 EUR
  • Begrotingsjaar 2026: 1.636,85 EUR

 

Er worden geen kortingen of terugbetalingen verleend om welke reden dan ook.

In geval van vervreemding of eigendomsoverdracht van het reëel gebruiksrecht van het gebouw waarvoor de belasting voor coliving is betaald, wordt echter voor het lopende jaar geen nieuwe belasting geheven.

De belasting is verschuldigd ongeacht de daadwerkelijke bewoning van de woning als omschreven in dit reglement.

IV.VRIJSTELLINGEN

 

Zijn van de belasting vrijgesteld:

  1. Woningen die vallen binnen het kader van de intergenerationele huisvesting in de zin van de Brusselse huisvestingscode;
  2. Woningen die vallen binnen het kader van de solidaire huisvesting in de zin van de Brusselse Huisvestingscode;
  3. Gebouwen waarvoor een medehuurpact bestaat tussen de huurders, in de zin van de Brusselse huisvestingscode, of een unieke huurovereenkomst tussen de eigenaar en de huurders;
  4. Woningen beheerd door het Sociaal Verhuurkantoor voor Studenten (S.V.K.S.) voor rekening van de houder van het zakelijk recht;
  5. Alle toeristische logies die naar behoren geregistreerd zijn overeenkomstig de ordonnantie van 8 mei 2014 betreffende het toeristische logies en onderworpen zijn aan de gewestbelasting volgens de ordonnantie van 23 december 2016 (City tax);
  6. Ziekenhuizen, klinieken, dispensaria, liefdadigheidsinstellingen en woningen die gebruikt worden voor activiteiten voor maatschappelijke hulp en gezondheid en die gesubsidieerd of erkend zijn door de overheid;
  7. Woningen die gebruikt worden voor de huisvesting van oudere mensen (rusthuizen en dienstresidenties) en gesubsidieerd of erkend zijn door de overheid;
  8. Woningen, gesubsidieerd of erkend door de overheid, die door openbare of particuliere personen worden gebruikt voor de collectieve huisvesting van wezen, mensen met een handicap of jongeren in het kader van sport-, culturele of recreatieve activiteiten, sociale bijstand of verplicht onderwijs (“internaten”).

De in artikel 6, § 1 genoemde vrijstellingen moeten door de belastingplichtige worden aangevraagd en aan het college van burgemeester en schepenen worden voorgelegd bij het terugzenden van het in artikel 7 genoemde aangifteformulier, vergezeld van de bewijsstukken voor de betrokken vrijstelling.

V.AANGIFTE

 

Het gemeentebestuur bezorgt de belastingplichtige een aangifteformulier dat hij, naar behoren ingevuld, gedateerd en ondertekend, moet terugzenden binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het formulier, dat wordt geacht te zijn ontvangen op de derde werkdag volgend op de dag van verzending. Belastingplichtigen die geen aangifteformulier hebben ontvangen, moeten er een aanvragen. De aangifte blijft geldig tot herroeping. Bij wijziging van de belastinggrond moet binnen 10 dagen een nieuwe aangifte worden gedaan.

 

Elke nieuwe inrichting van een gebouw voor coliving in de loop van een begrotingsjaar moet binnen 10 dagen worden aangegeven.

 

De aangiften moeten ten laatste op 31 december van het aanslagjaar zijn ingediend.

 

Het niet doen van een aangifte binnen de voorgeschreven termijn of een onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte door de belastingplichtige heeft tot gevolg dat de belasting ambtshalve wordt ingekohierd op basis van de gegevens waarover de gemeente beschikt.

Alvorens tot ambtshalve belastingheffing over te gaan, stelt het gemeentebestuur de belastingplichtige, bij aangetekende brief, in kennis van de redenen voor deze procedure, de elementen waarop de belasting wordt gebaseerd, de wijze waarop deze elementen worden bepaald en het bedrag van de belasting.

De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van de kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk in te dienen. De belastingplichtige moet de juistheid van de door hem aangevoerde elementen bewijzen.

Het gemeentebestuur gaat over tot de ambtshalve inkohiering van de belasting indien de belastingplichtige na afloop van deze termijn geen opmerkingen heeft gemaakt die de annulering van deze procedure rechtvaardigen.

De ambtshalve ingekohierde belastingen worden als volgt verhoogd:

  • - eerste ambtshalve inkohiering: 20% van het verschuldigde of geraamde verschuldigde recht;
  • - tweede ambtshalve inkohiering: 50% van het verschuldigde of geraamde verschuldigde recht;
  • - vanaf de derde ambtshalve inkohiering: 100% van het verschuldigde of geraamde verschuldigde recht.

Een ambtshalve inkohiering wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van de verhoging wanneer de belasting normaal ingekohierd werd in de loop van de 3 aanslagjaren die volgen op het jaar waarop deze ambtshalve inkohiering betrekking heeft.

VI.TERUGVORDERING EN GESCHILLEN

 

De belasting wordt geïnd door middel van een kohier.

VII.TOEPASSING

 

Dit reglement treedt in werking op de datum van zijn publicatie.

Thématique