Artikel 1:
Er wordt vanaf 1 januari 2025 ten bate van de Gemeente Etterbeek voor een termijn vervallend op 31 december 2025, een jaarlijkse belasting geheven op de kantooroppervlakten.
Deze belasting heeft als basis de bruto- oppervlakte.
§1 Als kantoor wordt bedoeld het lokaal of het geheel der lokalen waar met behulp van een aangepaste uitrusting en/of meubilair, informatie kan worden verwerkt. De term informatie moet in brede zin worden verstaan: teksten, verslagen, studies, conferenties, boekhoudkundige gegevens, statistieken, brevetten, klank-en beeldmateriaal, enz… Deze informatie kan weergegeven zijn op om het even welke materie (documenten, computerdata, enz…) maar eveneens in stalen en prototypes.
§2 Onder bruto-oppervlakte wordt verstaan de totale door de natuurlijke persoon of de rechtspersoon bezette oppervlakte, daarin begrepen de oppervlakten onrechtstreeks gebruikt (ruimten voor het verkeer en het onthaal, conferentiezalen, lokalen voor het rangeren en het archiveren, refters, het sanitair, technische verdiepingen, …), daarin begrepen het deel van de gemeenschappelijke delen van het gebouw, daarin ook begrepen de oppervlakten toegankelijk voor het publiek, doch niet de parkeeroppervlakten.
§3 Onder “commerciële terbeschikkingstelling van kantoorruimte”, wordt elke activiteit verstaan die tot doel heeft om tegen vergoeding professionele, gemeubileerde en op het internet aangesloten kantoorruimte aan te bieden die een flexibele bezetting in tijd en ruimte mogelijk maakt (zoals co-working, kantoren en business lounges, vergaderruimtes, enz.).
Artikel 2:
Het tarief van de belasting op kantoren waarvoor een stedenbouwkundige vergunning of een bevestiging van de legaliteit van de bestemming verleend werd, is vastgesteld op:
- voor de kantooroppervlakten tot 100 m²: 20,00/m² €
- voor de kantooroppervlakten van 101 m² tot 200 m²: 22,00/m² €
- voor de kantooroppervlakten boven de 200 m²: 24,00/m² €
Artikel 3:
Het bedrag van de belasting wordt berekend op basis van:
Ofwel van de oppervlakte waargenomen op de plaats van belastingheffing door de aangewezen functionaris op grond van artikel 5 van de ordonnantie van 3 april 2014, in het bezit van zijn benoemingsbrief om de grondslag van de belasting vast te stellen of te controleren en dit te vermelden in zijn verslag.
Ofwel door het invullen van het aangifteformulier opgestuurd door het gemeentebestuur en dit ondertekend en gedateerd terug te sturen voor de uiterste datum vermeld op het formulier.
De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 15 januari van het jaar dat volgt op dat van het jaar waarop de belasting slaat, aan het gemeentebestuur aangifte te doen van de elementen nodig voor de belasting.
De aangifte blijft geldig zolang zij niet via schriftelijke betekening wordt herroepen.
Elke wijziging van de belastbare basis of elke nieuwe ingebruikname van kantorenoppervlakten moet binnen de maand gemeld worden aan het gemeentebestuur.
Artikel 4:
Wanneer de belastingplichtige een andere oppervlakte opgeeft dan diegene die vastgesteld werd door de ambtenaar in artikel 3 van ditzelfde reglement, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd, in overeenstemming met het artikel 7 van de ordonnantie van 3 april 2014.
Het bedrag van de belasting wordt berekend op basis van de oppervlakte waargenomen door de ambtenaar en vermeld in zijn verslag, zonder vermeerdering.
Bij het ontbreken van het verslag, wordt de niet aangifte van het voorziene termijn van ditzelfde reglement ook ambtshalve ingekohierd in overeenstemming met de bepalingen van het artikel 7 van de ordonnantie van 3 april 2014.
Enkel de ambtshalve ingekohierde belastingen worden, indien zij niet opgegeven werden binnen de voorziene termijn, verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt eveneens ingekohierd.
Artikel 5:
De belasting is verschuldigd door de bezetter van de kantooroppervlakten.
In geval van “commerciële terbeschikkingstelling van kantoorruimte” (zoals gedefinieerd in artikel 1 §3 van dit reglement) is de belasting niet verschuldigd door de tijdelijke effectieve gebruiker van de kantoren maar door de natuurlijke of rechtspersoon, die deze kantoren commercieel ter beschikking stelt.
Artikel 6:
Zijn van de belasting vrijgesteld:
- De kantooroppervlakten beneden de 20 m². Deze vrijstelling wordt niet toegepast wanneer een bureeloppervlakte van meer dan 20 m² bezet wordt door verschillende maatschappijen. In dat geval, wordt elke maatschappij belast volgens de oppervlakte die zij werkelijk bezet;
- De bezetters die het statuut van een openbare rechtspersoon bezitten of van een instelling van openbaar recht op uitdrukkelijke voorwaarde dat ze zelf de kantoren bezetten;
- De onderwijsinstellingen die door de gemeenschappen worden gesubsidieerd en die hun eigen lokalen bezetten;
- De oppervlakten in een woning waar de gedomicilieerde gebruiker een bezigheid uitoefent van loontrekkende, zelfstandige of een vrij beroep, wanneer deze kleiner zijn dan één derde van de volledige oppervlakte;
- De oppervlakten bestemd voor de erkende erediensten, de huizen bestemd voor de lekenmoraal, de ziekenhuizen, de klinieken, de dispensaria en weldadigheidsinstellingen;
- De verenigingen zonder winstoogmerk en organisaties met een sociaal, cultureel, sportief, recreatief, gezondheidsgerelateerd of educatief oogmerk die geen enkel winstoogmerk nastreven, uitgezonderd organisaties die, ongeacht hun rechtsvorm, er net op gericht zijn om de economische, commerciële of professionele belangen van hun leden te beschermen;
Artikel 7:
In geval van stopzetting of het aanvangen van de bezetting van de kantooroppervlakten tijdens het dienstjaar, wordt de belasting vastgesteld op basis van het effectief aantal maanden gebruik, met dien verstande dat elke begonnen maand als geheel wordt geteld.
In geval van stopzetting of het aanvangen van progressieve bezetting van de kantooroppervlakten tijdens het dienstjaar, per verdiep van een gebouw door eenzelfde bezetter, wordt de belasting vastgesteld op basis van het effectief aantal maanden gebruik per verdiep, met dien verstande dat elke begonnen maand als geheel wordt geteld.
Artikel 8:
Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting.
De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan de ambtenaren die overeenkomstig artikel 5 van de ordonnantie van 3 april 2014 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren.
Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren maar alleen toegang tussen vijf uur ‘s morgens en negen uur ‘s avonds, en mits machtiging van de politierechter.
Artikel 9:
Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen.
Artikel 10:
De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in het artikel 4 van de ordonnantie van 3 april 2014.
Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de ordonnantie van 3 april 2014, en voor alles wat niet geregeld zou worden door onderhavig reglement, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9bis van het Wetboek der Inkomstenbelastingen en artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van het Wetboek, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen, alsook de gewestelijke bepalingen die verwijzen naar het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en nietfiscale schuldvorderingen of alle gewestelijke bepalingen betreffende de lokale fiscaliteit van toepassing.
De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige.
Artikel 11:
De geschillen worden geregeld in overeenstemming met de beschikkingen van het algemeen reglement die deze materie beheren.
Wat betreft de materiële fouten die het gevolg zijn van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz… die te wijten zijn aan de bedienden van het gemeentebestuur, kan de belastingplichtige daarvan de rechtzetting vragen bij het gemeentebestuur, zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de toezichtoverheid.