I. DUUR EN GRONDSLAG VAN DE BELASTING
Artikel 1:
Er wordt voor het dienstjaar 2025 een belasting gevestigd op het aanbrengen van een of meer reclamedrukwerken op voertuigen die zich op de openbare weg bevinden.
II. BELASTINGPLICHTIGE
Artikel 2:
De belasting is verschuldigd door de uitgever van de drukwerken beoogd door huidige bepalingen.
De verspreider van drukwerk dat onder deze bepalingen valt is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.
Indien de uitgever of verspreider niet bekend is, is de persoon voor wie het drukwerk wordt verspreid, gehouden tot voldoening van de belasting.
Onder de natuurlijke persoon of de rechtspersoon namens wie het reclamedrukwerk wordt verspreid of aangebracht wordt de natuurlijke persoon of de rechtspersoon verstaan die voordeel kan hebben bij de reclame.
III. AANSLAGVOET
Artikel 3:
Het bedrag van de belasting per op een voertuig aangebrachte reclamedrukwerk wordt vastgelegd op 0,50 EUR per verspreid exemplaar, met een minimumbelasting van 500 EUR per verspreiding.
Het tarief van de belasting wordt verdubbeld wanneer het verspreide reclamedrukwerk in plastic is gewikkeld.
IV. AANGIFTE
Artikel 4:
De belastingplichtige dient, uiterlijk 15 dagen na elke distributie, een aangifte in te dienen met vermelding van de plaats van de uitdeling en het aantal uitgedeelde exemplaren.
Artikel 5:
De belastingplichtige wordt ertoe gehouden de eventuele controle van zijn aangiften te vergemakkelijken, in het bijzonder door het verstrekken van alle documenten en inlichtingen die hem daartoe zouden worden gevraagd.
Bij gebrek aan of bij ontoereikende aangifte wordt de belastingplichtige van ambtswege belast volgens de elementen waarover de Administratie beschikt, behoudens het recht van bezwaar en beroep.
Bij het inkohieren van ambtswege worden de aanslagen verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan het verschuldigd of het als dusdanig geraamd recht.
Artikel 6:
Het niet indienen van de aangifte binnen de gestelde termijn of een onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte door de belastingplichtige leidt tot een ambtshalve heffing van de belasting op basis van de gegevens waarover de gemeente beschikt.
Alvorens over te gaan tot de ambtshalve heffing, stelt het gemeentebestuur de belastingplichtige in kennis, per aangetekende brief, van de manieren voor het betwisten van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd, de methode voor de vaststelling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de derde werkdag na de datum van verzending van de kennisgeving, om zijn opmerkingen schriftelijk in te dienen. De belastingplichtige moet de juistheid van de door hem aangehaalde elementen bewijzen.
Het gemeentebestuur gaat over tot ambtshalve heffing indien de belastingplichtige na afloop van deze termijn geen opmerkingen heeft ingediend die de annulering van deze procedure rechtvaardigen.
De bedragen van de ambtshalve heffing worden als volgt verhoogd:
- eerste ambtshalve heffing: 20% van het verschuldigde of geraamde recht;
- tweede ambtshalve heffing: 50% van de verschuldigde of geraamde rechten;
- vanaf de derde ambtshalve heffing: 100% van het verschuldigde of geraamde recht.
Er wordt geen rekening gehouden met een ambtshalve heffing voor de berekening van de verhoging van de belasting indien de belasting normaal is geheven in de drie dienstjaren volgend op het dienstjaar waarop de ambtshalve heffing betrekking heeft.
V. INVORDERING EN GESCHILLEN
Artikel 7:
Onderhavige belasting en haar eventuele vermeerdering zullen zullen via een kohier ingevorderd worden.
VI. AANVANG VAN DE TOEPASSING
Artikel 8:
Onderhavig reglement treedt in werking op 1 januari 2025.