Bijzonder plan van aanleg voor het blok 535

HOOFDSTUK I : ALGEMENE BEPALINGEN.

 

De onderhavige voorschriften leggen de regels vast, toepasselijk op de aanleg van het gedeelte van het grondgebied van de gemeente Etterbeek, dat in dit plan wordt bedoeld.

 

De onderhavige voorschriften vormen een aanvulling en een nadere omschrijving van de op het plan grafisch uitgedrukte maatregelen van aanleg.

Bovendien bepalen zij nader, de niet op het plan tot uiting komende bedoelingen, daar deze laatste niet door grafische voorstellingen kunnen worden weergegeven.

 

De aflevering van het gunstig advies en van de vergunning kan afhankelijk worden gemaakt van :

enerzijds

  • de inachtneming van de voorwaarden van esthetische aard, inzonderheid met betrekking tot de architecturale eenheid, evenals tot de keuze van de materialen.

anderzijds

  • het naleven van de voorwaarden inzake de hygiëne en de rust van de omgeving, de leefbaarheidvoorzieningen, de stabiliteit van de bouw, het mechanisch verkeer en dat der voetgangers, evenals de bepalingen inzake brandbeveiliging.

 

De bestaande gebouwen waarvan de bestemming, de omvang en het voorkomen niet overeenstemmen met de voorschriften van het plan, kunnen alleen maar het voorwerp uitmaken van onderhoudswerkzaamheden, met uitsluiting van alle wederopbouw-, veranderings- of vergrotingswerken.

 

Zijn verboden : de instellingen die door hun bestemming en hun belangrijkheid onverenigbaar zijn met de veiligheid, de gezondheid, de rust of het behoorlijk voorkomen van een woon- en kantoorwijk. Bedoeld zijn, instellingen die wegens de afgifte van verontreinigende gasuitwasemingen, dampen, roet of stof, door de verspreiding van geluiden of op welke andere wijze ook, de oorzaak kunnen zijn van verstoringen die de bezwaren welke normaal in de omgeving van woon- en kantoorwijken voorkomen, in sterke maten overschrijden.

HOOFDSTUK II : BEPALINGEN IN VERBAND MET HET STRATENNET.

Het Wegentracé

  1. Grote Haagstraat

    De breedte tussen de rooilijnen va de Grote Haagstraat wordt gebracht van +/- 12m op 15,50m, door een zijdelingse grondinneming van 3,50m aan de oostkant.

    De eigenlijke rijweg wordt van 7m op 10m gebracht.

    Het trottoir aan de oostkant wordt verbreed van +/- 2,50m op 3m en het trottoir aan de westkant wordt niet gewijzigd.

  2. Stationstraat

    De breedte tussen de rooilijnen van de Stationstraat wordt gebracht van +/- 12m (westelijk einde) en van

    +/- 12,50m (oostelijk einde) op 15,50m door een zijdelingse grondinneming, variërend van 3,50m aan de noordkant tot 3m aan de zuidkant.

    De eigenlijke rijweg wordt van 7 op 10m gebracht, het trottoir aan de zuidkant wordt op 3m gebracht over zijn gehele lengte en het trottoir aan de noordkant wordt niet gewijzigd.

  3. Priester Cuypersstraat

    De breedte tussen de rooilijnen van de Priester Cuypersstraat wordt in haar huidige toestand behouden.

  4. Pater de Dekenstraat

    1ewegvak : begrepen tussen de Tervurenlaan en de Batavierenstraat.

    De breedte tussen de rooilijnen van de Pater de Dekenstraat wordt in dit 1e wegvak gebracht van +/- 12m op +/-18m, door een zijdelingse grondinneming van +/- 6m aan de westkant tot de grens van de Merode Square.

    Vanaf deze grens wordt de rooilijn van het trottoir aan de westkant vastgesteld op 33m van de as van de NMBS.

    De eigenlijke rijweg wordt van +/-7m op +/-7,90m gebracht achter de grens van de Merode Square. Voor de Batavierenstraat wordt de eigenlijke rijweg niet gewijzigd.

    Een zijdelingse gelijklopende weg van 4,50m die als toegangsweg dient tot de plek aldaar wordt aangelegd aan de westkant in een bekleding verschillend van de huidige rijweg. Deze bekleding begrenst het voetgangersverkeer en de toegang tot de plek.

    Nieuwe beplantingen worden uitgevoerd in de as van de bestaande bomen in het 2e wegvak.

    Het trottoir aan de westkant wordt vastgesteld in dezelfde materialen als de zijdelingse toegangsweg op 2m breedte en het trottoir wordt niet gewijzigd aan de oostkant.

    2e wegvak : begrepen tussen de Batavierenstraat en de Charles Legrellestraat.

    De breedte tussen de rooilijnen van de Pater de Dekenstraat wordt in dit 2e wegvak gebracht van +/- 14m op +/-20m door een zijdelingse grondinneming van +/- 6m aan de westkant.

    De eigenlijke rijweg wordt van +/-7m op +/-7,60m gebracht volgens de nieuwe rooilijn van het trottoir aan de oostkant op 33m van de as van de NMBS.

    De zijdelings gelijklopende weg van 4,50m wordt in dit 2e wegvak verlengd in een bekleding verschillend van de huidige rijweg. Deze bekleding begrenst het voetgangersverkeer en de toegang voor de plek.

    De bomen worden in hun huidige toestand behouden.

    Het trottoir aan de oostkant wordt vastgestel in dezelfde materialen als de zijdelingse toegangsweg op 2m breedte en het trottoir aan de westkant wordt niet gewijzigd.

    3e wegvak : begrepen tussen de Charles Legrellestraat en de Ruitersbendestraat.

    De breedte tussen de rooilijnen van de Pater de Dekenstraat en dit 3e wegvak wordt in zijn huidige toestand behouden.

    De eigenlijke rijweg wordt van +/-7m op +/-7,60m gebracht volgens de nieuwe rooilijn van de as van de NMBS.

  5. 4 Augustus-brug

    De breedte van de 4 Augustus-brug wordt gebracht van 16m op 30m. Deze werken vallen binnen het raam van die welke worden uitgevoerd voor de MIVB, afhankelijk van het wegvak van de metro.

    Deze grondinneming geschiedt aan de noordkant van de brug.

 

Geen enkele hindernis is toegelaten waardoor de vrije breedte zou worden verminderd die voor de trottoirs is bepaald, zoals bijvoorbeeld een goederenkraam of een caféterras.

Bij de hoeken zullen maatregelen genomen worden met het doel de zichtbaarheid en het voertuigenverkeer te vergemakkelijken.

 

Aan weerskanten van de toegangen naar de ondergrondse parkeerruimten zal een zone van 15m voor het stationeren verboden zijn, teneinde het in- en uitrijden van de voertuigen te vergemakkelijken.

HOOFDSTUK III : MAXIMUM-BOUWHOOGTEN EN OPRICHTINGEN.

 

De nettoverhouding V/T mag niet meer bedragen dan 1,67.

Deze V/T wordt als volgt berekend :

V is de oppervlakte van het eigenlijke terrein T is de totale oppervlakte van de vloeren,

berekend boven het voetgangersniveau

 

De buitenwerkse maximumhoogte van elk gebouw mag in geen geval het aangegeven niveau overschrijden, aangezien dit niveau bepaald is ten opzichte van het zeepeil en met referentie tot de bekende aardmeetkundige punten van de gemeente.

 

Uitsluitend voor de gebouwen met meer dan drie bouwlagen, wordt boven de maximumhoogte een technische verdieping toegelaten waarvan de buitenwerkse hoogtemaat niet meer dan 5,50m mag bedragen borstweringen inbegrepen, hebbende de hierna vermelde kenmerken :

  1. voor de kantoorgebouwen met een insprong van minstens 1,20m tov de voorgevellijn
  2. voor de huisvestingsgebouwen met een insprong van minstens 4m tov de voorgevellijn.
  • De technische verdieping is uitsluitend bestemd om er lokalen voor technisch gebruik in onder te brengen; er wordt aldaar geen enkele huisvestings- of kantoorruimte toegelaten.
  • De voorschriften in verband met de materialen voor de technische verdieping wordt vermeld in het hoofdstuk dat over deze problemen handelt.

HOOFDSTUK IV : BESTEMMING.

 

Over de gehele uitgestrektheid van de door het plan bestreken zone wordt de bouw toegestaan van : woningen, kantoren, handelspanden, toonzalen, evenals activiteiten van opvoedkundige en culturele aard, en dit met uitsluiting van de instellingen bedoeld in artikel V.

 

De bestemming van de gebouwen en de open ruimten is op het plan aangeduid door middel van kleuren en door conventionele tekens die in de verklaring zijn opgenomen.

HOOFDSTUK V : GARAGES EN PARKEERPLAATSEN.

 

  • Het aantal parkeerplaatsen is minstens zo hoog als voorgeschreven door de omzendbrief van het Ministerie van Openbare Werken dd. 17 juni 1970, betreffende de verplichting tot het aanleggen van parkeerplaatsen bij de bouwwerken.
  • De door bedoelde omzendbrief bepalende afstand van 400m wordt uiteraard beperkt tot de werkelijke perimeter van blok 535.

 

  • Al de parkeerplaatsen worden aangelegd in de ondergrondseverdiepingen met uitzondering van een zone, bepaald door het plan, alwaar het parkeren in open lucht zal worden toegelaten.
  • De overdekking van de ondergronds gebouwruimten, die buiten de bouwlijn van de bovenbouwen uitsteekt, zal worden bedekt met een toereikende laag aarde (richtlijnen van de Dienst van het Groen Plan) of met een esplanade uit harde materialen, die het verkeer van het publiek mogelijk maken.

Artikel XVI

Voor het gehele blok 535 wordt er voorzien in ten hoogste acht toegangen naar de ondergrondse parkeerruimten.

HOOFDSTUK VI : MATERIALEN.

 

  • Het gebruik vanzogenoemde “parementmaterialen” is verplichtend. Deze materialen moeten aanzienlijke waarborgen bieden ten aanzien van hun bestandheid tegen weersinvloeden en chemische inwerkingen inzonderheid die welke te wijten zijn aan luchtverontreiniging.
  • In elk geval worden de volgende materialen uitgesloten :
    • gevelbekledingen met pleisterwerk
    • geschilderde gevelbekledingen
  • De gekozen materialen moeten aanvaard worden door het College van Burgemeester en Schepenen.

 

  • De materialen voor al de gevels van een gebouw, ongeacht of het gaat om voorgevels, zijgevels of achtergevels, moeten van hetzelfde type zijn.
  • Elk gedeelte van een gemeenschappelijke muur of van een voegelement tussen tweebouwfasen van de pormotie, dat gedurende een bepaalde tijd zichtbaar zou blijven, moet zelfs tijdelijk worden bedekt met hetzelfde soort materiaal als dat van de gevelparementen.

 

  • De toegepaste materialen moeten van gelijke soort zijn voor alle gebouwen die dezelfde bestemming hebben (namelijk : kantoren, handelspanden en woningen).
  • De materialen die worden toegepast voor de bij artikel XI bedoelde technische verdiepingen, moeten van gelijke soort zijn als die van het gebouw; er mogen evenwel ook materialen van een afwijkend type toegepast worden, indien het gaat om lichte materialen waarvan de tint en het voorkomen in harmonie zijn met die van de basismaterialen.

HOOFDSTUK VII : GROENE RUIMTEN.

 

Het plan stelt dat al de groene ruimten verplicht, inzonderheid de middenzone, die niet kleiner mag zijn dan 1ha en waarop hoogstammige bomen moeten worden geplant.

 

Benevens de bij artikel XX bepaalde groene ruimten, dient een minimum van 50% van de kunstmatige bodem als groene ruimte te worden aangelegd en wel in de vorm van sieraanplantingen. De gronddikte zal 60cm bedragen.

 

Met het oog op het bereiken van de gewenste eenheid inzake opvatting van het geheel der groene ruimten, zal een bijzonder lastenkohier betreffende de uit te voeren aanplantingen en de aan te leggen voetgangerspaden, ter goedkeuring voorgelegd worden aan het Collge van Burgemeester en Schepenen dat soeverein zal beslissen.

HOOFDSTUK VIII : AANVULLENDE BIJZONDERE BEPALINGEN.

Geest van het BPA

Binnen het raam van de bepalingen van artikel 51 van de Organieke Wet van 29.03.1962 inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw, en op gemotiveerd voorstel van het Schepencollege, kunnen door de bevoegde Minister of zijn gedelegeerde, afwijkingen op de voorschriften van het bijzonder plan van aanleg worden toegestaan.

Radio- en Televisieantennes

Daar de wijk door een net voor kabeltelevisie wordt bediend, is het plaatsen van antennes strikt verboden.

Thématique