Politieverordening betreffende de onmiddellijke uitvoering van tijdelijke en precaire verkeersmaatregelen die nodig zijn om de veiligheid van fietsers die gebruikmaken van de Tervurenlaan te garanderen

Het college van burgemeester en schepenen,

gelet op artikels 119, 130bis en 135, §2, 1° van de Nieuwe Gemeentewet;

gelet op artikels 10 en 12 van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie op het wegverkeer;

gelet op de ordonnantie van 3 april 2014 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens;

gelet op artikel 22novies van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg;

gelet op hoofdstuk III van titel II van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 november 2008 tot bepaling van de handelingen en werken die vrijgesteld zijn van een stedenbouwkundige vergunning, van het advies van de gemachtigde ambtenaar, van de gemeente, van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, van de overlegcommissie evenals van de speciale regelen van openbaarmaking of van de medewerking van een architect;

gelet op de omzendbrief van de staatssecretaris bevoegd voor Stedenbouw van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 2 april 2021 betreffende het principe van vrijstellingen van stedenbouwkundige vergunningsaanvragen voor de aanleg of aanpassing van de publieke ruimte en voor de voorlopige proefaanleg van wegen; 

gelet op de verslagen van 2019 en 2020 van het Fietsobservatorium in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

gelet op de vroegere beslissing van het college van burgemeester en schepenen van 24 januari 2019 houdende de beslissing om:

- minister Pascal SMET in kennis te stellen van de voorkeur van het college voor een project om dit deel van de Tervurenlaan om te vormen tot een stadsboulevard met eenrichtingsfietspaden langs beide kanten van de laan, op basis van de bijgevoegde schetsen;

- om aan te geven dat het college zich verzet tegen zijn project om in allerijl, zonder inspraak van de burgers en zonder stedenbouwkundige vergunning, een tweerichtingsfietspad aan te leggen;

gelet op zijn vroegere beslissingen van 18 en 29 juni 2020 betreffende het project voor de aanleg van een tijdelijk tweerichtingsfietspad op korte termijn en een stadsboulevard op middellange termijn op de site van de Tervurenlaan;

gelet op de beslissing van de gemeenteraad in zijn zitting van 29 juni 2020 over hetzelfde onderwerp;

gelet op de openbare verklaringen van minister Elke Van den Brandt;

overwegende dat de Tervurenlaan een gewestweg is, met inbegrip van het weggedeelte op het grondgebied van de gemeente Etterbeek tussen de Montgomeryrotonde en het Jubelpark dat bestaat uit een centrale verkeersader van zes rijstroken en twee evenwijdig lopende wegen (ventwegen);

overwegende dat het bovengenoemde weggedeelte een van de belangrijkste doorgangspunten voor fietsers is in de gemeente hoewel er grotendeels geen fietsvoorzieningen zijn;

overwegende dat de gemeente Etterbeek er al enkele jaren naar streeft om de Tervurenlaan om te vormen tot een stadsboulevard waar het verkeer zou worden beperkt en rustiger zou worden gemaakt en waar aan beide kanten fietspaden zouden worden aangelegd;

overwegende dat het college van burgemeester en schepenen sinds 2019 in dialoog is met de gewestelijke minister die bevoegd is voor Mobiliteit en Openbare Werken met als doel om de heraanleg van het Etterbeekse weggedeelte van de Tervurenlaan op middellange termijn concreet vorm te geven met het oog op veilig verkeer voor fietsers die gebruikmaken van de Tervurenlaan;

dat er onder de vorige Gewestregering geen bevredigend akkoord kon worden bereikt;

overwegende dat een constructieve dialoog tussen de gewestelijke minister die bevoegd is voor Mobiliteit en Openbare Werken en het college van burgemeester en schepenen in de loop van het eerste semester van 2020 in juni 2020 heeft geleid tot politieke verbintenissen die zijn gericht op:

  • De uitvoering op korte termijn, door en op kosten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voor een maximumperiode van twee jaar, van een inrichtingsproject op korte termijn voor de aanleg van een tweerichtingsfietspad op de noordelijke ventweg van de Tervurenlaan;
  • De uitvoering op middellange termijn, door en op kosten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, uiterlijk binnen twee jaar na de invoering van het project “op korte termijn”, van de aanleg van twee eenrichtingsfietspaden (een op het noordelijke deel en een op het zuidelijke deel), van een centrale grasberm en van twee oversteekplaatsen voor voetgangers en fietsers;

dat het college van burgemeester en schepenen op 18 juni 2020 akte heeft genomen van die verbintenissen en akkoord is gegaan met de projecten op korte en middellange termijn;

dat dit akkoord op 25 juni 2020 door de gewestelijke minister die bevoegd is voor Mobiliteit en Openbare Werken en de burgemeester van Etterbeek aan de pers en aan de buurtbewoners werd voorgesteld;

overwegende dat de uitvoering van de zogenaamde fase “op korte termijn” voor de aanleg van een tweerichtingsfietspad op de noordelijke ventweg van de Tervurenlaan in het lopende jaar, met name in de loop van het jaar 2020, zou moeten plaatsvinden;

dat dit op korte termijn waarschijnlijk zou zorgen voor veilig verkeer voor fietsers, ook al blijven er op het Etterbeekse weggedeelte van de laan grotendeels geen fietsvoorzieningen;

dat de gemeente Etterbeek bij een brief van 14 december 2020 heeft herinnerd aan de verbintenissen die het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is aangegaan in het kader van de uitvoering van de zogenaamde fase “op korte termijn” in die zin dat die moet beantwoorden aan de doelstelling om een veilig verkeer voor fietsers te garanderen;

dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest meer dan 15 maanden later nog steeds in gebreke blijft om de verbintenis uit te voeren;

dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op de datum van deze politieverordening nog steeds geen planning heeft voorgesteld;

overwegende dat, in dezelfde periode, het aantal fietsers op de Tervurenlaan toeneemt, zonder dat er een concrete oplossing komt;

dat uit de gegevens die in de loop van het jaar 2019 door middel van tellingen werden verzameld, was gebleken dat aan Merode tot 1.159 fietsers waren geteld tijdens het zogenaamde spitsuur, tussen 8 en 9 uur 's morgens; dat uit diezelfde gegevens bleek dat 1,5% van de getelde fietsers kinderen waren;

dat de gegevens die in 2020 op soortgelijke wijze zijn verzameld (gepubliceerd in juni 2021) het mogelijk maakten om tot 1.382 fietsers te tellen, dat is een stijging met bijna 20%; dat uit deze nieuwe gegevens blijkt dat 5,4% van de getelde fietsers kinderen zijn;

dat de toename van het aantal fietsers, met name in Etterbeek, in hoofdzaak samenhangt met de geleidelijke gedragswijziging bij de bevolking, die is toegenomen in perioden waarin de overheidsmaatregelen ter bestrijding van de pandemie tot gevolg hebben gehad dat het autoverkeer aanzienlijk is afgenomen;

overwegende dat uit de volgende objectieve elementen volgt dat de vrees bestaat voor gevaar of een bedreiging van de veiligheid van de fietsers op het Etterbeekse weggedeelte van de Tervurenlaan:

  • Het grote aantal dagelijkse fietsers;
  • De toename van het aantal fietsers, waaronder een toenemend percentage kinderen;
  • De terugkeer naar het normale autoverkeer;
  • Het ontbreken van voorzieningen voor een veilig verkeer voor fietsers, buiten het autoverkeer;

overwegende dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de wegbeheerder is voor de gewestwegen en dat het verantwoordelijk is voor het onderhoud en de aanleg ervan;

dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest echter nog steeds geen adequate maatregelen neemt om de veiligheid van alle gebruikers van de Tervurenlaan, en in het bijzonder van de fietsers, te verzekeren;

dat het bovendien zijn verbintenissen, zoals hierboven beschreven, niet nakomt;

overwegende dat de gemeenten tot taak hebben om ten behoeve van de inwoners te voorzien in een goede politie, in het bijzonder de veiligheid op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen;

dat, meer in het bijzonder, alle aangelegenheden betreffende de veiligheid en het gemak van de doorgang op de straten, pleinen en openbare wegen wordt toevertrouwd aan de waakzaamheid en het gezag van de gemeenten;

dat de wet de gemeenten in dat kader machtigt om de nodige maatregelen te nemen – met inbegrip van politieverordeningen – om alle vormen van verstoring van de openbare orde te bestrijden;

dat de objectieve elementen die vandaag de vrees voor een gevaar of een bedreiging van de veiligheid van fietsers vormen wegens hun samenhang en concrete karakter van dien aard zijn dat zij het nemen van preventieve politiemaatregelen mogelijk maken of zelfs vereisen;

overwegende dat de gemeenten zich in de plaats moeten stellen van de overheid die bevoegd is voor een weg die, prima facie, niet onder haar bevoegdheid valt aangezien de materiële openbare orde er wordt bedreigd;

dat de verplichting van de gemeentelijke overheden om de veiligheid van de doorgang op straat te verzekeren ook geldt voor de delen van de openbare weg die aan een andere wegbeheerder toebehoren en die het grondgebied van de gemeente doorkruisen;

overwegende dat, onverminderd specifieke wettelijke bepalingen, de gemeenten een algemene bestuurlijke politiebevoegdheid behouden op het vlak van het wegverkeer;

dat het college van burgemeester en schepenen specifiek bevoegd is voor de tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer;

dat de gemeentelijke overheid niet van plan is om permanente maatregelen te nemen;

dat deze verordening daarentegen uitsluitend is gericht op de invoering van tijdelijke en precaire politiemaatregelen, die het mogelijk maken om enerzijds een onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van de fietsers weg te nemen en anderzijds een beheer van de openbare ruimte en het wegverkeer te testen dat, in geval van een gunstige evaluatie, de basis zou kunnen vormen voor de vaststelling van een reglement door de gemeenteraad dat een permanent antwoord op de huidige gevaarlijke situatie zou kunnen bieden;

overwegende dat die bevolen maatregelen bovendien tijdelijke inrichtingen bij wijze van proef zijn, die volledig omkeerbaar, tijdelijk en evolutief zijn;

dat zij tot doel hebben een situatie te testen die vervolgens, na evaluatie, kan leiden tot een vergunningsaanvraag voor een eventuele definitieve aanleg, zoals hierboven in herinnering gebracht;

dat de proefaanleg niet langer mag duren dan maximaal 24 maanden;

dat de genoemde maatregelen geen aanleg inhouden die niet binnen 24 uur zou kunnen worden hersteld;

dat ze bijgevolg zijn vrijgesteld van een stedenbouwkundige vergunning;

VERORDENT EN BESLIST

  1. De onmiddellijke uitvoering van tijdelijke en precaire verkeersmaatregelen die nodig zijn om de veiligheid van fietsers die gebruikmaken van de Tervurenlaan te garanderen, namelijk, bij wijze van proef:
    1. De aanleg van een beveiligde eenrichtingsfietsroute op de zuidelijke ventweg, tussen de Keltenlaan en de Atrebatenstraat;
    2. De aanleg van een tweede beveiligde eenrichtingsfietsroute op de noordelijke ventweg, tussen de Hertoginnestraat en de Tongerenstraat.
  2. Voor de uitvoering van de bovengenoemde maatregelen zijn de gemeentediensten gemachtigd zelf of via inschakeling van aangewezen externe operatoren over te gaan of te laten overgaan:
    1. Tot de plaatsing van betonnen bermen om het verkeer te scheiden;
    2. Tot de plaatsing van Berlijnse kussens (verkeersremmers);
    3. Tot de plaatsing van horizontale en verticale verkeerstekens;
    4. Tot de invoering van fietsstraten in de zin van art. 22novies van het Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg ;
    5. Tot de wijziging van het verkeersplan dat nu in werking is, met inbegrip van het maskeren van de verkeerslichten die daarmee in strijd zouden worden ;

    Die voorzieningen moeten binnen een redelijke termijn van 24 uur omkeerbaar zijn.

    De operationele en technische details worden toevertrouwd aan de burgemeester op grond van artikel 133, alinea 2 van de Nieuwe Gemeenteweg aangezien hij specifiek is bevoegd voor de uitvoering van de verordeningen, reglementen en politiebesluiten.

  3. De bovengenoemde inrichtingen mogen slechts voor een beperkte periode die niet meer dan 24 maanden mag bedragen worden behouden.
  4. Vraagt aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Brussel Mobiliteit) om binnen een termijn van 4 maanden vanaf deze verordening markerings- en signaleringswerkzaamheden uit te voeren die nuttig zijn voor het testen van de wegversmallingen die in een definitieve aanleg worden overwogen op het centrale gedeelte van de laan:
    • De middenberm heeft een maximale breedte van 50 cm, die wordt verbreed tot 2,5 meter ter hoogte van de 2 toekomstige oversteekplaatsen voor voetgangers en fietsers die in een definitief scenario zijn voorzien.
    • De 2 x 2 rijstroken links in het verlengde van de tunnels worden versmald tot maximaal 2,75 meter in de tunnelmond bij het uitrijden en inrijden van de tunnels.
    • De 2 x 1 rijstroken rechts zijn maximaal 3,25 meter breed en 3,50 meter langs de tunnelmonden. De afrit aan de kant van de Tongerenstraat wordt teruggebracht tot 1 rijstrook, zoals in de definitieve inrichting is voorzien.
    • De rijstroken wijken op 2 plaatsen af van hun as om het middeneiland te ontwijken, hetgeen moet worden aangegeven met passende verticale signalisatie.
    • Bij de uitgangen van de tunnels worden geluidsstroken aangebracht om de snelheid aan de oppervlakte terug te brengen tot 50 km/uur en de aandacht van de weggebruikers te vestigen op de veranderingen in de inrichting.
    • De ongebruikte ruimte langs de boombermen wordt ingericht als verdrijvingsvlakken die op de grond worden geschilderd en worden beschermd door bakens met vormgeheugen met reflecterende stroken.

    Als het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet binnen de gestelde termijn optreedt, stelt de gemeente Etterbeek zich in zijn plaats voor de uitvoering.

  5. De wegen worden afgesloten voor het verkeer voor de uitvoering van deze verordening.
  6. De politiemaatregelen tot regeling van het verkeer, genomen krachtens deze verordening, worden ter kennis van de belanghebbenden gebracht door personen die de kentekens van hun ambt dragen en ter plaatse opgesteld zijn of door passende verkeerstekens.
  7. De politie is verantwoordelijk voor het regelen van het verkeer en het wegslepen van hinderende voertuigen tijdens de volledige duur van de installatie van de voorzieningen uit deze verordening.
  8. De gemeenteontvanger krijgt de taak om de afrekening op te stellen van de kosten die zijn ontstaan door het in gebreke blijven van de wegbeheerder.
  9. Deze politieverordening treedt in werking vanaf haar openbare aanplakking.

Door het college van burgemeester en schepenen,

De waarnemend gemeentesecretaris,                                                  De burgemeester,


Annick Petit                                                                                                      Vincent De Wolf

Thématique