I. DUUR EN GRONDSLAG VAN DE BELASTING
Artikel 1
§1. Er wordt voor de begrotingsjaren 2025 tot en met 2031 een belasting geheven op woningen die worden verhuurd in de vorm van coliving.
§2. “Coliving” betekent: de verhuur, via individuele huurovereenkomsten of via één huurovereenkomst ondertekend door meerdere bewoners, in een nieuw of bestaand woongebouw, van ruimten die zowel grote gemeenschappelijke ruimten (waaronder woonkamer, keuken, werkruimte...) als privékamers voor elke bewoner omvatten en die de bewoners diensten verstrekken (waaronder schoonmaak, herstellingen, diverse activiteiten, digitale bijstand...).
§3. “Grote gemeenschappelijke ruimten” zijn ruimten die voor alle bewoners toegankelijk zijn en waarvan de oppervlakte aanzienlijk groter is dan de gemiddelde privékamer waarover elke bewoner beschikt.
§4. “Privékamer” betekent de exclusieve privéruimte die bestemd is voor overnachting en persoonlijk verblijf van elke bewoner, met uitsluiting van gemeenschappelijke ruimten en gedeelde bijgebouwen.
Artikel 2
Tenzij de belastingplichtige het tegendeel bewijst, wordt van woningen vermoed dat zij in de vorm van coliving worden verhuurd wanneer zij ten minste twee van de volgende kenmerken hebben:
de verhuur gebeurt via een platform of een bedrijf dat een online contract of één huurovereenkomst aanbiedt waarin naast de huur ook de lasten en aanvullende diensten zijn inbegrepen;
er wordt regelmatig minstens één essentiële dienst geleverd, zoals schoonmaak, internettoegang, gedeelde digitale diensten of technisch onderhoud;
er zijn aanzienlijke gemeenschappelijke ruimten aanwezig die zijn ingericht en worden onderhouden door of in opdracht van de verhuurder of uitbater;
de huurprijs vermeld in de enige huurovereenkomst of in de individuele huurovereenkomsten ligt minstens 15% hoger dan de referentiehuur voor een vergelijkbare woning volgens het rooster van indicatieve huurprijzen van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering volgens artikel 225 van de Brusselse Huisvestingscode;
de bewoners-huurders zijn niet ingeschreven in de bevolkingsregisters van de gemeente Etterbeek.
II. BELASTINGPLICHTIGE
Artikel 3
De belasting is verschuldigd door de houder van een zakelijk genotsrecht op het gebouw dat in de vorm van coliving wordt verhuurd, dat wil zeggen de eigenaar, de bezitter, de erfpachter, de opstalhouder of de vruchtgebruiker van het gebouw zoals bedoeld in artikel 251 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
De belasting is hoofdelijk verschuldigd ongeacht of het beheer wordt verzekerd door de eigenaar zelf of via een gespecialiseerd bedrijf, een mandataris of een platform voor huurbeheer. Zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting:
de medehouders van een zakelijk genotsrecht op het gebouw;
de uitbater of beheerder van de woning, ongeacht de aard van zijn tussenkomst. Als beheerder wordt beschouwd elke persoon die de verhuur organiseert of coördineert, de huurovereenkomst sluit, de huurvoorwaarden vastlegt, de huurgelden int of verdeelt, terugkerende diensten bestelt of coördineert of het gemeenschappelijke leven bestuurt, zelfs als de feitelijke uitvoering van de diensten aan derden wordt toevertrouwd. Het ontbreken van rechtstreekse dienstverlening sluit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet uit;
elke persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks huurgelden, vergoedingen of inkomsten ontvangt die verband houden met de bewoning van de woning;
elk bedrijf of elke entiteit die controle uitoefent over een van de onder punten 1 tot 3 bedoelde personen, of door een van hen wordt gecontroleerd, of onder dezelfde controle valt als zij, in de zin van Titel 4 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, voor zover het bedrijf of de entiteit rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken is bij de verhuur of economisch voordeel haalt uit de exploitatie van de betrokken woning;
elke entiteit die samenwerkt met de uitbater of beheerder en mee betrokken is bij de uitbating van de woning, vastgesteld op basis van objectieve elementen zoals het sluiten van een unieke huurovereenkomst met geïntegreerde diensten, gezamenlijke facturatie of gezamenlijk beheer van gedeelde ruimten.
Artikel 4
De belasting is op 1 januari voor het gehele jaar verschuldigd per woning verhuurd in de vorm van coliving. Wanneer de inrichting van de ruimte met het oog op verhuur, zoals bepaald in artikel 1, plaatsvindt tijdens het lopende belastingjaar, is de belasting verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand die volgt op deze inrichting.
III. AANSLAGVOET
Artikel 5
Het belastingtarief bedraagt 90 euro per vierkante meter privékamer en per jaar.
Voor de berekening van de belasting wordt het resultaat naar beneden afgerond wanneer het deel na de komma kleiner is dan vijf tienden en naar boven afgerond wanneer het deel na de komma gelijk is aan of groter is dan vijf tienden.
De aanslagvoet wordt jaarlijks aangepast aan de consumptieprijsindex van het Koninkrijk (basis 2013) volgens de volgende formule:
basistarief x nieuwe index
basisindex
Het basistarief is de aanslagvoet die in dit belastingreglement is vermeld.
De basisindex is de index van december 2024.
De nieuwe index is de index van december van het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar.
Na toepassing van de indexeringscoëfficiënt wordt de aanslagvoet afgerond naar boven op de tweede decimaal.
Artikel 6
Er wordt geen enkele vermindering of terugbetaling toegestaan, voor welke reden ook.
In geval van vervreemding of eigendomsoverdracht van het zakelijk recht van genot op het gebouw waarvoor de belasting voor coliving is betaald, wordt voor het lopende jaar geen nieuwe belasting geïnd.
De belasting is verschuldigd ongeacht de woning effectief wordt bewoond zoals beschreven in dit reglement.
IV. VRIJSTELLINGEN
Artikel 7
§ 1. Zijn van de belasting vrijgesteld:
- woningen in het kader van intergenerationeel wonen in de zin van de Brusselse huisvestingscode;
- woningen in het kader van de solidair wonen in de zin van de Brusselse Huisvestingscode;
- woningen beheerd door het Sociaal Verhuurkantoor voor Studenten (S.V.K.S.) voor rekening van de houder van het zakelijk recht;
- alle toeristische logies die correct zijn geregistreerd volgens de ordonnantie van 08 mei 2014 betreffende het toeristische logies en onderworpen zijn aan de gewestbelasting volgens de ordonnantie van 23 december 2016 (City tax);
- ziekenhuizen, klinieken, dispensaria, liefdadigheidsinstellingen en woningen die gebruikt worden voor activiteiten voor maatschappelijke hulp en gezondheid en gesubsidieerd of erkend zijn door de overheid;
- woningen die gebruikt worden voor de huisvesting van oudere mensen (rusthuizen en dienstresidenties) en gesubsidieerd of erkend zijn door de overheid;
- woningen die door openbare of particuliere personen worden gebruikt voor de collectieve huisvesting van wezen, mensen met een handicap of jongeren in het kader van sport-, culturele of recreatieve activiteiten, sociale bijstand of verplicht onderwijs (“internaten”) en gesubsidieerd of erkend zijn door de overheid.
§2. De belastingplichtigen moeten de vrijstellingen uit §1 aanvragen bij het college van burgemeester en schepenen wanneer zij het aangifteformulier uit artikel 7 opsturen, samen met de bewijsstukken voor de vrijstelling.
V. AANGIFTE
Artikel 8
Het gemeentebestuur stuurt een aangifteformulier naar de belastingplichtigen, dat zij ingevuld, gedateerd en ondertekend moeten terugsturen binnen dertig dagen na ontvangst van het formulier, waarbij de ontvangst geacht wordt te hebben plaatsgevonden op de derde werkdag na de datum van verzending. Belastingplichtigen die het formulier niet hebben ontvangen, moeten er een aanvragen. De aangifte blijft geldig tot herroeping. Bij wijziging van de belastinggrond moet binnen 10 dagen een nieuwe aangifte worden gedaan.
Artikel 9
Elke nieuwe inrichting van een gebouw voor coliving in de loop van een begrotingsjaar moet binnen 10 dagen worden aangegeven.
Artikel 10
De aangiften moeten ten laatste op 31 januari volgend op het aanslagjaar zijn ingediend.
Artikel 11
Het niet doen van een aangifte binnen de voorgeschreven termijn of een onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte door de belastingplichtige heeft tot gevolg dat de belasting ambtshalve wordt ingeschreven op basis van de gegevens waarover de gemeente beschikt.
Alvorens tot ambtshalve belastingheffing over te gaan, stelt het gemeentebestuur de belastingplichtigen, met een aangetekende brief, in kennis van de redenen voor deze procedure, de elementen waarop de belasting wordt gebaseerd, de wijze waarop deze elementen worden bepaald en het bedrag van de belasting.
Belastingplichtigen beschikken over een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van de kennisgeving om hun opmerkingen schriftelijk in te dienen. Belastingplichtigen moeten de juistheid van de door hen aangevoerde elementen bewijzen.
Het gemeentebestuur gaat over tot de ambtshalve inkohiering van de belasting als de belastingplichtigen na afloop van deze termijn geen opmerkingen hebben gemaakt die de annulering van deze procedure rechtvaardigen.
De ambtshalve ingekohierde belastingen worden als volgt verhoogd:
eerste ambtshalve inkohiering: 20% van het verschuldigde of geschatte recht;
tweede ambtshalve inkohiering: 50% van het verschuldigde of geschatte recht;
vanaf de derde ambtshalve inkohiering: 100% van het verschuldigde of geschatte verschuldigde recht.
Een ambtshalve inkohiering wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van de verhoging wanneer de belasting normaal ingekohierd werd in de loop van de drie aanslagjaren die volgen op het jaar waarop deze ambtshalve inkohiering betrekking heeft.
VI. BEZWAAR
Artikel 12
Bezwaren tegen de belasting die wordt gevestigd op grond van dit reglement kunnen schriftelijk worden ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, binnen drie maanden, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet.
Het bezwaar moet ondertekend en gemotiveerd zijn. Zo niet, zal het onontvankelijk worden verklaard.
Het indienen van een bezwaart schort de verplichting tot betaling van de belasting niet op, tenzij uitdrukkelijk anders beslist door het college.
VII. INVORDERING
Artikel 13
Deze belasting en eventuele verhoging ervan worden door middel van een kohier geïnd. De belastingplichtige ontvangt, zonder kosten, een aanslagbiljet. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.
VIII. GESCHILLEN
Artikel 14
Geschillen worden geregeld volgens de bepalingen van het algemeen reglement op dit gebied.
Artikel 15
De kosten van de aangetekende zending zijn ten laste van de belastingplichtige overeenkomstig artikel 20 van de het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.
IX. INWERKINGTREDING
Artikel 16
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2025.